AMSTERDAM - Over engeltjes gesproken. Er komt eergisteren een mailtje binnenfloepen. ‘Door het overlijden van de moeder van Eddy Wijngaarde … heb je er wat aan?’ Meer staat er niet. Nee, zo en op dat moment heb ik er niets aan. Het is half acht ’s avonds, lokale tijd. O, wacht even; het is vier uur vroeger in Suriname. Dus kan ik toch pogen Eddy te traceren. Ik pleeg een telefoontje dat qua gespreksduur ook de Surinaamse tijd opslokt. Ik heb dan nog slechts zijn emailadres. Laat ook maar. Ik kende Eddy’s moeder toch niet. Maar ergens schrijnt het journalistieke gevoel. Los van dat Eddy natuurlijk Eddy is, is hij ook – en daarmee zijn moeder – een prominente ‘nabestaande’. Iets wat we zo langzamerhand allemaal aan het worden zijn. Immers voor ons Suriname geldt: terwijl het gras groeit, sterft het paard. In veel opzichten. Terwijl gerechtigheid uitblijft, sterven de nabestaanden. Ondertussen is het: “Is die man er nog?”
Lees verder in 'Amsterdams Venster': "Mijn moeder wilde haar eigen beeld"